Ik schreef dit stuk in de zomer van 2022. Nooit gedeeld, want ik ben bang dat mensen mij niet meer gaan zien zoals ik wil dat ze me zien: zelfverzekerd, krachtig, luchtig en vrolijk. Zo’n vrouw waar je naast wil zitten tijdens een saai diner. Maar dit was ik in 2022. En misschien ben ik dit nog steeds wel. Op dagen dat ik slecht slaap, het met bakken uit de lucht valt en mijn menstruatie eraan zit te komen, maar soms ook op een simpele, zonnige dinsdag.  Bijna twee jaar later kan ik stellen dat het leven oneindig ingewikkeld blijft, maar dat ik de chaos met liefde omarm.

Zomer 2022 – ’t IJkgebouw

‘Maar hoe waren jouw afgelopen twee jaar?’ Mijn date kijkt me met een schuine blik aan. Ik slik. Dit is het punt waar ik de bom kan droppen óf mooi weer kan spelen. Zijn blik wordt vragend: ‘Knopen doorhakken, Veerle.’ Ik spreek mezelf streng toe: ‘Hij gaat nu denken dat je sociaal incapabel bent.’ Ik drop de bom.

‘Ja, het was een beetje hobbelig.’ Ik hoor mezelf hakkelen: ‘Ja, vader hartaanval. Ik toch wel een trauma, maar een kleintje hoor. Lockdowns hielpen niet mee, dus 3 psychologen verder.’ Ik sluit af met een beetje zelfspot en een luchtig lachje. De bom is gedropt. Voor de zoveelste keer. Date zoekt naar wat woorden en komt met: ‘Oh, dat is wel heftig.’ ‘Ach ja, wat is heftig’, lach ik terug en ik begin spijt te krijgen van de bom die ik zojuist heb gedropt.

Wanneer de boel geblust is, veeg je het zweet van je voorhoofd en haal je opgelucht adem: het leven kan weer beginnen. Totdat je je omdraait en het spoor ziet wat de vuurzee heeft achtergelaten. Waar begin je als al het fundamentele in je is afgefikt en er her en der nog een vlammetje lijkt op te laaien? Precies onderaan.

Ik zette weer één been in het leven. Ik kwam oude bekenden tegen in de kroeg en ging op dates. De vraag hoe het ging, werd standaard gesteld. ‘Goed’ kreeg ik simpelweg niet over mijn lippen. Voor iedereen die gewoon een ‘goed’ had willen horen: sorry. Ik had van mijn trauma, ja dat kleintje, mijn identiteit gemaakt.

Het voelde alsof ik loog wanneer ik niet vertelde dat de afgelopen twee jaar simpelweg heel kut waren. Alsof ik mezelf anders voordeed dan dat ik was wanneer ik niet vertelde dat mijn mentale gesteldheid naar het nulpunt was gezakt. Ik was nu Veerle met aardig wat last op mijn schouders. Of eigenlijk, last in mijn hoofd.

Als je huis in de hens staat, dan krijgt het vooral aandacht wanneer het nog verlicht wordt door de wilde vlammen. De buurman en de kapper van de buurvrouw zitten allemaal op de eerste rij. Wanneer het vurige spektakel verandert in een zwartgeblakerd landschap, druipen ze een voor een af. De verzekeringsmaatschappij komt de schade opmeten en je krijgt de middelen om weer op te bouwen. Wellicht met wat hulp, maar zodra je huis weer wat vorm begint te krijgen, moet je zelf maar zien te rooien dat het blijft staan.

Of eigenlijk dat het niet weer in de fik vliegt. Dat laatste viel even rauw op mijn nieuwe dak. Ik ging weer werken, sociaal doen en vooral een twintiger zijn. Maar dat het leven anders is na bepaalde ervaringen, dat het geen rechte lijn omhoog is, maar meer een golf bij windkracht 10, dat waren ze me even vergeten te vertellen. Soms vind ik het leven moeilijker dan makkelijk en dat maakt me onzeker tot op het bot.

De stukjes bij elkaar rapen, je identiteit vormen en daar vrede mee hebben; dat is eenzaam. Zelfs als je een grote club liefdevolle mensen om je heen hebt. Je blust namelijk je eigen vlammen en zij reiken hoogstens af en toe een emmertje aan. Dat de buurman ook aan het blussen is, is niet relevant. Zijn vlammen lijken namelijk niet op die van jou. Soms voel ik me eenzaam in dit leven. Niet alleen, niet zielig, maar wel eenzaam.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *